zondag 2 december 2007

MILJARDEN — Een maandagmiddag op de Veluwe

Doordat ik wist hoe dwaas het ‘stadsvervoer’ in de bewuste provincieplaats was geregeld, maakte ik me geen illusies: ik zou uit de trein niet voegloos kunnen overstappen in de bus. Toch haastte ik me en daardoor vergiste ik me in de draairichting van de voordeur van het stationsgebouwtje. Een sjofele, ongeschoren man keek meewarig en zei:
“Bij ons gaat alles van de verkeerde kant.”
Bijtijds kon ik een dubieuze opmerking wegslikken.
“Ja, weet u, mij moeten ze hier ook niet, hoor,” zei hij berustend, “terwijl ik toch vele miljarden in het heil van dit vaderland heb gestopt. Neem nou de marine. Vijf miljard heb ik ze gegeven om die onderzeeërs aan te schaffen en ons zo beter te kunnen verdedigen. Vijf miljard! En dan is er één luitenant-kolonel die mij boycot. . . en wat denk je? Drie kilometer vóór Den Helder ligt de hele boel op de zeebodem. Wèg vijf miljard! Nou ben ik geen arme jongen, maar ik vraag u: is zoiets nodig? Mij boycotten, dat kunnen ze, maar ik laat het er niet bij zitten. Vijftien miljard had ik. Geen guldens. . . Zwitserse franken! Toen heb ik een half miljard gestopt in het openbaar vervoer in Noord-Holland. Dat moet toch duidelijk beter? U moet zeker naar het centrum? Nou, dat is het wel een half uur wachten. Ik heb ze verleden jaar vijfhonderd miljoen gegeven om de boel op orde te brengen. Nou is er één chauffeur die mij de voet dwarszette! In alle vroegte vertrok die één minuut te vroeg of één minuut te laat en vóór de middag lag alles in het honderd. Daar gingen mijn miljoenen!”
Hij keek me even filosofisch aan.
“Kijk, ik laat zoiets niet op me zitten, en omdat ik genoeg geld had, heb ik de beste rechercheurs uit het Amsterdamse politiekorps weggekocht, voor mijn detectivebureaus in Schaffhausen en Lausanne. Ik heb in het geheim contacten met de Zwitserse regering, maar die lui zijn moeilijk te porren voor de vooruitgang. Ik heb veel schepen op de wereldzeeën, en ik wilde Europees denken, dus stelde ik die Zwitsers voor hun rivieren gewoon over de bergen te laten lopen, dan waren mijn schepen ook sneller in Italië — daar willen ze me wel. Maar denk je dat die Zwitsers doen wat ik zeg? Die hebben zelf veel geld. Kunst, met al die banken. Belastingen en zwart geld!”
Toen vroeg hij waar ik vandaan kwam.
“Ooooo, Groningen — ken ik heel goed. Kortgeleden heb ik daar vijf tankers vol met olie laten gieten, voor Spanje. . . maar onder Panamese vlag. Nou was er weer iemand die mij dwarszat, want wat denk je?
Komen die schepen in Spanje. . . geen averij, niks. . . Nee zeker! Heeft één of andere onverlaat onderweg die olie ingepikt, en zit er wáááter in die tankers. Nou vraag ik je! De Spaanse regering heeft de zaak in onderzoek, samen met mijn rechercheurs, en dat zijn de beste. . . uit Amsterdàm! Ik ben maar een gewone jongen, dat zie je, maar als ze me dwarszitten, kan ik knap lastig worden.”
Ik zei dat ik de zaak niet op zijn beloop zou laten en opperde iets over een andere regering.
“Wat je zegt. . . Maar nou is er weer één van mijn buren die mij niet pruimt. Hij geloofde niet dat ik zoveel geld heb of hij had nog slechtere bedoelingen, want nou geef ik jou te raden wat ze hebben gedaan!”
Ik kon alleen maar bedenken dat het iets zeer negatiefs moest wezen.
“Jij bent een slimme jongen. Ja, die Groningers. Ik ben er toch in het geheim geweest voor die tankers. Het regende verschrikkelijk, maar die lui gaan gewoon onder de Martinitoren staan of ze zetten een paraplu op. Nee jongen, je raadt het nooit! Ze hebben mijn giro-envelop met een haakje aan een vissnoer uit mijn brievenbus gehengeld, opengemaakt, en gezien dat ik nog een paar miljard over had. Ik kon toch niet àlles weggeven. . . Ik moet ook leven. . . Hebben die sluwerds in een onbewaakt ogenblik dat hele saldo gewoon van mijn afschrift gepikt! En dan nemen ze je nog in de maling ook, want jij raadt nooit wat ze hebben gedaan.”
Vanzelfsprekend stond ik met de mond vol tanden.
“Omdat ze geen moord wilden plegen, hebben ze oude broodkruimels in mijn giro-envelop gestopt, zodat ik niet verhonger, want moord wordt zwaar bestraft. En nou is mijn geld weg. . . maar gelukkig. . . je kent ze wel, de twee Nederlandse leeuwen op die envelop. Nou, die twee leeuwen zijn kortgeleden daarvoor veroordeeld.”
Op dat moment arriveerde de bus.


Geen opmerkingen: