Een echte tante was ze niet, daarentegen ze gedroeg zich als het vleesgeworden cliché van de oudere, en vooral bemoeizieke, tante. Die wens tot inmening was één van haar vele verslavingen: gokken in lotto en loterijen, tijdens kermissen en waar niet al. En dan haar verbijsterende koopziekte. Al het geld dat ze met een hoge treffer in de lotto had gewonnen, was binnen goed een jaar in het zand gezet; anderen moesten van dergelijke bedragen tien jaar met een gezin leven. Maar ze kon de verleiding nu eenmaal niet weerstaan van de gouden bergen die in folders van tal van winkelketens werden aangeboden, en al die folders bewaarde ze tot wel een half jaar na de vervaldatum. “Je weet toch niet of zo’n aanbieding nog eens komt?” Ze bewaarde ze niet alleen, maar had ze in een stevige plastic draagtas verzameld en sleepte ze mee in bus en tram en trein, om iets te bekijken bij zich te hebben.
Dikwijls bezocht ze, na het uitkomen van een nieuwe folder, nog dezelfde dag, de winkel in kwestie en kocht ze van alles wat (vermeend) goedkoop was een dozijn exemplaren, vooral alle directe familieleden en haar vrienden, of die nu belang hadden bij een dergelijk presentje of niet, en vooral dat laatste was veelvuldig het geval. En doordat telefoneren ook nog een verslaving van haar was, rinkelde de bel van het toestel niet alleen dikwijls als ze ons van het laatst ontdekte koopje in de stad op de hoogte wilde brengen, maar vooral als ze een dag op reis was, en van tevoren had gezegd dat ze nu juist niet zou opbellen. Overstappen van de éne bus in de andere werd net zo steevast gemeld als haar vroege aankomst op het Centraal Station of een oponthoud vóór haar aansluiting in Amersfoort, en niet te vergeten haar aankomst in de plaats van bestemming, en ook nog eens als ze aldaar veilig met de bus was vervoerd. “Ze stoppen overal voor mij, ook als er niet direct een halte is. Ze zijn allang blij dat je meegaat, en ze weten dat ik een goede klant ben. Ik heb dan ook voor een jaar betaald….”
Een andere tic bestond uit haar opgedrongen hulpvaardigheid, welke menigeen flink wat zenuwen heeft gekost. In één plaats in Noord-Holland had ze drie adressen waar ze elke vrijdag hielp, en ja hoor, ook de mensen daar hadden telefoon. Op één van die dagen had ze het heel zwaar te pakken. Relatief vroeg in de ochtend waren we al geïnformeerd over haar vorderingen in de huishouding van een jong stel. “Ja, die werken beiden en dan zijn ze allang blij dat ik kom opruimen. Maar wat ik nou toch op de vloer van de slaapkamer heb gevonden….. Weet jij wat dat is? Een damesonderbroek zonder onderkant. Ik snap er niets van. Het zal toch wel van die mevrouw zijn, want het heeft van die borduurdels, die zal haar man toch niet dragen? . . . . . Ja, ik krijg heel wat te zien, want ze laten veel slingeren. Verleden week een tijdschrift met pikante foto’s, maar dat snap ik helemaal niet. Ze zijn toch getrouwd en ze slapen zelfs in één bed. Ja, dat is me toch een zwaar bed. Dat kun je niet verplaatsen, want het is van helemaal van ijzer. Maar ik moet er toch wel even achter om daar ook schoon te maken en nu is die meneer zo vriendelijk geweest om het voor mij te verplaatsen. Ja, hij is heel sterk. Maar hoe moet dat straks? Ik heb nog meer adressen en ik kan dat zware bed niet verplaatsen. Kun jij niet iets verzinnen? Jij hebt toch altijd voor alles een oplossing. Dan bel ik straks wel weer.”
Een half uurtje later toonde ze haar verbijstering dat ik geen pasklare oplossing voor het verplaatsen van een ijzeren bed had.
“Ja, maar ik moet straks de bus halen en dan kan ik toch niet weggaan, zonder eerst dat bed weer netjes terug te plaatsen? Denk je er nog even over?”
Weer twintig minuten daarna was ze opeens heel erg opgetogen. “Nou, ik kan de bus nog net halen voor mijn andere adresje. Hier is alles opgeruimd en helemaal in orde.”
Ik was benieuwd hoe ze het met dat bed had gered.
”Hoe bedoel je dat?” vroeg ze ietwat korzelig.
“Je moest toch dat zware bed verplaatsen? Is die meneer eerder thuis gekomen en heeft hij het voor je teruggezet?” vroeg ik in mijn onnozelheid. Door de vele ervaringen met deze tante had ik eigenlijk moeten weten dat er ergens nog een verborgen aapje uit een onverhoedse mouw te voorschijn zou komen. “Nou weet ik toch niet wat je bedoelt, hoor. Wat zanik je nou de hele tijd over dat bed. Daar is toch niets aan de hand? Dat staat alweer keurig op zijn plaats.”
Ik zei daarom maar even helemaal niets.
“Ja,” riep ze duidelijk verongelijkt. “De hele ochtend zeur je over dat bed en dat het zo zwaar is. Dat bed kun je heel makkelijk verplaatsen. Dat kan gewoon rijden want het heeft wielen.”
Toen moest ze ineens heel snel naar de bushalte in de zijstraat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten