Bekerende dwazen
Geruime tijd was ik verschoond gebleven van de extremistische, uit geestesziekte ontstane kulkakelkletskoek die 'kerstenende' verdoolden huis aan huis proberen te verkopen als bewijs voor het bestaan van God. En juist deze middag — nadat ik een half uur tevoren een bekende had gemeld dat ze al geruime tijd met hun waanzin mijn deur voorbij waren gegaan — was ik toch weer eens aan de beurt.
Een vriendelijk ogende mevrouw stond op het tuinpad toen ik opendeed, met in haar gezelschap een kind van een jaar of acht dat gedrag vertoonde van iemand die alles beter wist dan degenen die decennialang wetenschappelijk onderzoek hadden verricht: een als gevolg van ongetwijfeld vele hersenspoelingen onuitstaanbaar wezentje dat zich in mijn optiek al snel kandidaat stelde voor een onderzoek door de kinderbescherming.
Omdat ik maar niet in God wil(de) geloven, kwam — hoe kan het ook anders — weer het argument uit de steentijd: maar hoe kon er dan een boom in mijn tuin groeien, et cetera: dat moest, dat kon toch niet anders dan de ordening van God zijn. Iets origineels — ontstaan uit de stoffelijke resten van Sjef van Oekel of een andere Groot-Mogol op het gebied van oorspronkelijke humor — weten ze niet te verzinnen, die doorgaans dodelijk vermoeiende, want in eerste instantie uitzinnig humorloze, lieden met (elk) hun (eigen) dwaalleer.
De Waarheid achterhaald
Mevrouw zei dat ze door tal van navorsingen de Waarheid had achterhaald en — ook daar doet zich niets nieuws voor — ze begon met De Heilige Schrift in een blauwe band te wapperen. Ik heb nog de moeite genomen mevrouw te vertellen dat het daarbij om een verzameling van boeken gaat welke door totaal verschillende lieden zijn geschreven, en ik wees haar op talrijke vertaalfouten en op de vele literatuur die daarover nader informeert. Vanzelfsprekend was mevrouw daarin niet geïnteresseerd. Maar dat hoeft ook niet: aan zo ellendig affectief gepreoccupeerden is zulke informatie toch niet besteed.
Ik kreeg de indruk dat mevrouw nog meer schrok van het feit dat ik niet in de onbevlekte ontvangenis kon geloven, ook en vooral niet doordat er in de tijd van die Jozef, nog een man en Maria, geen laboratoria, zoals nu, waren die 'kindertjes konden maken' zonder lijfscontact.
Heel jammer vond mevrouw dat voor mij. Talrijke mensen die kerstenen, of dat nu vanaf een kansel is of direct buiten een deuropening, hebben er tot nog toe helemaal niets van begrepen.
Dwangmatigheid
Weer wees ik op de Grote Onzekerheid die hen etmaal na etmaal in de greep houdt en die ervoor zorg draagt dat ze — in een uiting van dwangmatigheid — uit alle macht proberen zoveel mogelijk medestanders te vinden en dat ze daarom zoveel mensen thuis lastigvallen. Het akelige kind liet weer horen dat ze nog helemaal niet kon meepraten, aangezien ze van de hele materie niets maar dan ook niets begreep: ook nog niet kon begrijpen. Het woord dwangmatigheid uit mijn mond maakte haar reactie los: "Wij worden niet gedwongen langs de huizen te gaan." Nee, werden ze dat maar. Ik heb er niets tegen dat ze langs mijn huis lopen, want ik ben een voorstander van het principe vrij gaan en staan zolang er daarvoor bestemde trottoirs zijn aangelegd. Maar het tuinpad naar mijn voordeur gelieven zij te mijden, nu en tot in het uur van hun dood. Amen.
En daarom citeerde ik maar weer eens — binnenkort jubileum want vijftig jaar achtereen — de Eerste Brief van Paulus aan Timotheüs: 5 vs 13 in de Statenvertaling "Omgaan bij de huizen, ijdele dingen doende, sprekende hetgeen niet betaamt."
Van al die lui — die beweren of impliceren dat ze zo naarstiglijk bijbelstudie hebben bedreven — die ik daarmee sedert 1963 verras, is er nog nooit één geweest die mij op de juiste context van die Paulus-tekst heeft gewezen. Het onuitstaanbare, want totaal vergiftigde, snertpeutertje sprak toen echter een onomstotelijke waarheid, aangezien ook zij niet op kon tegen iemand die bijbelteksten à bout portant kan citeren. "Paulus heeft ook andere dingen geschreven."
Ook mijn mededeling dat de Hebreeuwse tekst van de geboorte van Eva eerder wees op "uit een hard lid" dan "uit een rib", zorgde voor een houding van totaal gebrek aan erbarmen met het mannelijk lid: "Uit een rib", riep het kind vastberaden, "uit een rib". Niet omdat ze het kon weten — wat God, Karl Marx en Joop den Uyl mogen hebben weten te verijdelen —, maar doordat ze vakbekwaam is geïndoctrineerd. Aan die gifspuit zullen psychiaters later nog een hele kluif kunnen hebben.
Het ware gezicht
Beiden waren droef en verontwaardigd over het feit dat ik geen enkel belang had om in God te geloven, dit niet wilde en zelfs niet zou kunnen. "Alleen al het feit dat er in de tweede wereldoorlog zes miljoen Joden zijn vermoord, bewijst dat er geen God bestaat."
Toen toonde de vriendelijke mevrouw haar ware gezicht:
"Als u de moeite neemt om de historie daarvan te bestuderen, dan weet u waarom het is gebeurd." Dat is ieder geval niet een goddelijke instelling maar één van (een afgezant van) het Beest uit de Afgrond.
Zo iemand hoort in een streng gesloten inrichting met als ontbijt een heel klein beschuitje met heel veel cyaankalimuisjes.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten